Werkgevers nemen risico op burn-out niet serieus
Het risico op psychische klachten door een te hoge werkdruk zijn veel groter als het risico op ongevallen met gevaarlijke stoffen. Toch lijken werkgevers zich over de eerste categorie een stuk minder druk te maken als over de tweede categorie. Dat stelt expert Daniel Kuin in het AD.
Al jaren in wordt er meer en meer ingezet op preventie van arbeidsongevallen, beroepsziekte en -verzuim, stelt arbeidshygiënist Kuin. Echter: het verminderen van mentale druk heeft niet de prioriteit bij werkgevers. Het aantal werknemers met burn-out klachten stijgt alleen maar.
In 2016 kregen 113.000 mensen te maken met psychische klachten als gevolg van het werk. 94.000 werknemers kregen fysieke klachten. Tenslotte ontwikkelden nog 45.000 mensen klachten in de categorie Overig. Wanneer de ziektelast in hetzelfde tempo door blijft stijgen zal die in 2025 toegenomen zijn tot 15 procent: zo’n 5,3 miljoen extra verzuimdagen.
Van de gekke
Wijnand Groen, directeur van Percuris kent de cijfers als geen ander. “Het is natuurlijk van de gekke, 113.000 mensen die werk gerelateerde psychische klachten hebben ontwikkeld. Dat moeten werkgevers zich aantrekken. Ze moeten veel eerder in gesprek met hun werknemer!”
Groen vindt dat het labeltje burn-out veel te snel uitgedeeld wordt. “Veel werknemers die bij ons binnenkomen voor een re-integratietraject na een burn-out hadden mijnsinziens helemaal geen burn-out hoeven krijgen als de werkgever een beetje pro-actief op de situatie ingesprongen was. Vaak is een probleem op het werk of in de thuissituatie, dat helemaal niet persé tot een burn-out zou hoeven leiden.
Niet happy
De werknemer voelt zich gewoon niet happy door omstandigheden. Als dat probleem benoemd wordt en besproken met de werkgever, dan hoeft het helemaal niet zover te komen. Pas als er niets gebeurt gaat de werknemer uiteindelijk naar de dokter toe en die zegt dan: blijf jij maar een paar weekjes thuis. Voor je het weet heb je dan een burn-out.”
“Een gevoel van stress hoeft helemaal geen burn-out te worden, als de werkgever op tijd in gesprek gaat.”
Ook als het gaat om re-integratie ziet Groen dat het steeds ingewikkelder wordt. “Re-integreren na een burn-out is goed mogelijk, maar ik merk keer op keer dat werknemers het erg ver hebben laten komen. Doordat ze pas zo laat aan de bel getrokken hebben, is de burn-out hevig en langdurig. Terugkeren op de oude functie is dan al onmogelijk en er moet een spoor 2 re-integratietraject ingezet worden. Zonde!”
Werkstress meten
Gek genoeg zien werkgevers blootstelling aan chemische stoffen nu nog als grootste risico voor de werknemer, zegt Kuin. “Als het op veiligheid aankomt, is er nog een soort overlevingsmechanisme dat mensen aanzet dat te willen voorkomen. Ze zien het bloed bij wijze van spreken al vloeien. Maar bij mentale klachten is het een andere zaak. Die worden gebagatelliseerd. Tot er iemand omvalt op het werk of de werkgever zelf een keer een burn-out krijgt.”
Kuin vindt net als Groen dat werkstress eerder gesignaleerd moet worden. “Chemische straling kun je meten, maar werkstress net zo goed. Wanneer je van tijd tot tijd medewerkers een vragenlijst laat invullen, kun je werknemers die signalerende antwoorden geven eruit pikken en met hen in gesprek gaan. Of je laat de bedrijfsarts met hen praten.”
Werkgever neemt risico op burn-out niet serieus, 15 juni 2018, AD.nl